Use the buttons to browse through the AA articles archive or to find out more about the newspaper and distribution.
7/6/2017 / Issue #013 / Text: Sebastian Olma / S. de Wit

Subcultuur voorbij het Kraakpand Interview ter gelegenheid van Urban Resort’s 10-jarig bestaan

In maart 2007 stond een handvol voormalige krakers voor het Volkskrantgebouw, geconfronteerd met de ongekende situatie dat zij het gebouw voor een laag bedrag konden huren om er een nieuw type subcultureel hotspot van te maken. Tien jaar later viert stichting Urban Resort zijn tienjarig bestaan. AA redacteur Sebastian Olma ging met twee van de initiatiefnemers, Jaap Draaisma en Hay Schoolmeesters, in gesprek over de rol van Urban Resort binnen het (sub)culturele leven van Amsterdam.

Amsterdam Alternative: Herinneren jullie misschien nog het moment dat jullie voor het Volkskrantgebouw stonden? Wat komt er  in je op als je aan dat moment terugdenkt?
Hay Schoolmeesters: Toen we voor dat pand stonden en ik naar boven keek, dacht ik: “Wat is dit?” “Wat moeten wij nu hier?” Ik had een achtergrond met de ADM, rauwe hallen en gebouwen, en wilde grote kraakpanden, maar geen kantoorpanden. Het Volkskrantgebouw was dat wel en zag er, in tegenstelling tot wat ik gewend was heel netjes uit. Voor mij drong gelijk de vraag op: Hoe passen de mensen die wij een plek willen geven in dit gebouw? En passen niet alleen in de figuurlijke zin, ook letterlijk: hoe plaats je een kunstenaar die monumentaal of ambachtelijk werk maakt in een gebouw dat is ingedeeld in kleine hokjes? Hoe schep je een bepaald gevoel van vrijheid ? Op dat moment dacht ik overtuigd  “dit gaan we niet doen”. 
Jaap Draaisma: Ik had het gevoel dat er een gebouw moest komen dat opviel. Daarom was het Volkskrantgebouw een goede keuze, het is een gebouw van rond de 10.000 vierkante meter en het heeft de naam van een bekende nationale krant erop. Voor mij was dat de manier om onszelf neer te zetten, om gelijk bekendheid te krijgen, anders wordt je als organisatie gewoon één van de duizend clubjes. En mijn ambities waren groter dan dat. Tja, het was wel een kantoorgebouw, ik had zelf ook liever iets ruigers gehad, maar het voldeed aan de eisen en we hoefden er bijna niets te verbouwen; het gebouw was al opgedeeld in allemaal kleine kantoortjes, en dat was precies wat we nodig hadden om een broedplaats te vormen. 

AA: Ok, tien jaar verder beheren jullie nu 14 gebouwen, zo’n 30.000 vierkante meters en hoeveel huurders?
HS: Urban Resort heeft in totaal 1100 huurders in de gebouwen, waarvan 600 hoofdhuurders.

AA: Als je nu terugdenkt, wat zijn dan de dingen waarvan je toen dacht, dit wil ik bereiken? Hiermee wil ik laten zien wat deze plek kan?
HS: Ik besefte goed dat er een enorme vraag naar goedkope ruimte was in Amsterdam. En heel globaal gezegd, daar wilde ik wat aan doen: mensen die geen werkplek kunnen betalen omdat het te duur is en met die mensen iets moois opzetten.
JD: Nou dat vind ik een beetje “Leger des Heils”-achtig, een beetje van ‘zielige mensen helpen’. Het gaat toch niet alleen om mensen helpen? Ik bedoel die vraag is er, maar je bent niet een of ander handelsmannetje dat alleen die vraag wil beantwoorden toch? Je hebt een diepere reden.
HS: Ja natuurlijk, maar die vraag en daar iets aan willen doen geeft het zakelijk bestaansrecht om iets op te zetten. Daarnaast is het belangrijk om het gedachtengoed en de ideologie die we uit de kraakwereld hebben meegenomen, neer te zetten door middel van levendige gebouwen in een officiëlere wereld en bij een grote groep mensen. 

AA: En wat is dat gedachtengoed van de kraakwereld dan precies?
JD: Het werd vanaf de jaren ’00 moeilijker om te kraken, niet per se omdat er minder panden waren. Maar omdat de politiek een stuk rechtser was geworden. En er dreigde een kraakverbod te komen. Bovendien werd de aversie tegen kraken groter onder de bevolking. Dit ging gepaard met een ideologie van bezit, zonder collectiviteit, zonder het ideaal dat het gebruik belangrijker is dan de winst. In deze verslechtering van het politieke klimaat werd het onmogelijk om grote panden te kraken: de kraakgroepen waren te zwak en de grote panden, daar werd je gewoon uitgezet. En voor mij was Urban Resort, de enige manier om het gedachtengoed van de kraakbeweging op een grotere schaal voort te zetten, weliswaar zonder kraakpand, maar met een gehuurd pand.

AA: Kraken zonder Kraakpand dus. En hoe liep dit van stapel?
JD: De eerste stap was: hoe gaan we die gebouw invullen? Zijn er genoeg mensen die mee willen doen? En gaan deze mensen dan inderdaad met ons gedachtengoed verder? We wilden dat ze normen als, collectiviteit, solidariteit, hulp, autonomie etc. verder zouden blijven ‘beoefenen’. We deden dat door huurders zelf verantwoordelijk te stellen voor hun eigen verdieping. Wij stimuleerden dat ze bijvoorbeeld iedere maand een cultureel feest organiseren, en hoopten dat ze ook verantwoordelijkheid namen voor het financiële deel van het runnen van een broedplaats. Die feesten die kwamen er wel iedere maand, dat was super leuk het eerste jaar. Maar de betrokkenheid bij  het runnen van het pand viel best wel tegen. 

AA: OK, jullie wilden dus het stokje overdragen aan de huurders.
JD: Ja we wilden autonome centra creëren. Net als dat kraakpanden autonome centra waren. 

AA: Maar konden de mensen niet zelf iets zoeken en kraken? Er waren destijds toch nog best een aantal kraakpanden in Amsterdam.
HS: Ja, en je kon nog wel een pandje kraken ergens. Maar na het kraakverbod in 2010 was het niet meer zo makkelijk om een groot pand van 10.000 vierkante meter te kraken. Tegelijkertijd werden ons in die tijd hele grote gebouwen aangeboden voor relatief weinig huur. Dat zagen wij als een kans om door middel van huur/verhuur toch het gedachtengoed van de kraken voort te zetten en reuring in de stad te brengen.

AA: Dus als ik het goed begrijp, wilden jullie aan de jonge generatie laten zien hoe dat werkt met het autonoom organiseren van een pand, om ze vervolgens aan te sporen het zelf te gaan doen. Maar dat juist bij het ‘autonoom maken’ het fout ging.
JD: Autonomie kwam dus niet echt van de grond. Toen hebben we besloten om de organisatie dan zelf maar te doen. En dan uiteraard wel op een manier die aansluit bij onze normen en waarden. Vanaf dat moment hebben we zelf een sterke zakelijke organisatie willen opzetten. 
HS: Met al deze stappen veranderden we langzamerhand in een bedrijf, maar wel vanuit de politieke en culturele achtergrond die we meedragen, daarmee bedoel ik kritische opvattingen over de maatschappij die we nu nog nastreven en steeds aanpassen aan het nu.

AA: Als je in een paar worden zou moeten samenvatten hoe Urban Resort nu opgebouwd is, hoe zou je die constructie dan beschrijven?
JD: Wij zijn een ideëel bedrijf, een stichting. Met als hoofddoel goedkope ruimten te verhuren en het subculturele klimaat, de experimentele ruimte in Amsterdam te vergroten. Het is een goed geolied bedrijf met expertise, professionaliteit wat in de commerciële wereld respect afdwingt. Maar goed, dat bedrijf is het middel, dat middel moet goed zijn: daar hebben we tien jaar aan bloed, zweet en tranen in gestopt. Echter, waar je het voor doet is voor mij de subcultuur die in het pand leeft. Dat opstandige leven. 

AA: En in hoeverre is het gelukt om ruimte te creëren voor de subcultuur in een stad die in de afgelopen tien jaar cultureel vooral gladder en saaier is geworden?
JD: Dat zie ik op verschillende terreinen. Bijvoorbeeld op het gebied van muziek, waar Amsterdam een enorm platform heeft dat maatschappijkritisch is, allemaal mensen en collectieven die het grote geld niet achterna lopen. Neem DJ Tom Trago. Toen we het Volkskrantgebouw twee jaar geleden overdroegen aan het Volkshotel, toen dachten we: “nu begint die jongen voor zichzelf”. Maar hij bleek precies dezelfde idealen te hebben als wij. En voor die idealen gaat hij, omdat hij dat belangrijker vindt dat de economische belangen; de hebzucht en de winst. Als die boodschap overkomt, dan ben ik hartstikke blij.
HS: De politiek die je wil bekritiseren kun je ook zoeken in de culturele kant. Bijvoorbeeld vormgevers die wars van de tradities en gewoontes compleet andere kunst maken en die op die manier dat vormgeverswereldje weer opschudden. Dat vind ik net zo interessant: het roept een discussie op. Of dit dan per se door onze plek komt, dat kun je niet met zekerheid zeggen, maar die plek die stimuleert mensen wel. Je ziet ze terugkomen in de danswereld, de muziekwereld etc.: Allemaal jonge makers die in hun artistieke expressie iets van protest hebben zitten, iets tegen het gangbare of reguliere. 
JD: Maar het geeft ook spanning hoor, want heel veel van die vernieuwing in de culturele en creatieve sector wordt natuurlijk gretig omarmt door commerciële bedrijven. Als artiesten aandacht en aanbod krijgen van bekende commerciële bedrijven, dan gun je ze die aandacht in de eerste instantie natuurlijk. Dat is erkenning krijgen voor je werk als kunstenaar. Maar het politieke deel van hun werk, kan natuurlijk heel makkelijk opgezogen worden door die commerciële wereld van het grote geld. Dan ben je dus met je werk gewoon die belachelijke kapitalistische machine aan het voeden. Omdat die kunstenaars en artiesten bij ons vandaan komen, ons als platform hebben gebruikt dragen wij als collectief ook bij aan die kapitalistische machine. Maar ja, we kunnen de huurders natuurlijk niet verbieden om te werken voor grote bedrijven. 

AA: Is deze vorm van onvrijwillige compliciteit dan een grote verrassing? Of hadden jullie dit ergens al verwacht? Hoe gaan jullie hier mee om?
HS: Dit probleem houd mij op het moment erg bezig. Deze fase van ons bedrijf zie ik als een ‘kantelpunt’: we hebben hard gewerkt om eerst maar eens een aantal projecten te laten slagen. Nu hebben we voldoende massa, gebouwen, mensen en organisatie om een plek te veroveren in de wereld van de ‘grote jongens’. In de tussentijd moesten we er wel voor zorgen dat we niet onze politieke boodschap verloren. En tegelijkertijd moeten we nu manieren verzinnen om onze panden zoveel mogelijk te beschermen tegen commerciële doeleinden bij afloop van contracten. Hoe we dat gaan doen, daar heb ik ideeën over en mijn collega’s ook, maar de precieze koers staat nog niet vast.
JD: In mijn ogen zijn er twee aspecten die we nodig hebben om het probleem onder controle te houden. Ten eerste: We leven nu eenmaal in een kapitalistische samenleving, dus je zal altijd moeten blijven werken om in een zo min mogelijk kapitalistische positie te komen. Ten tweede, onze huurders moeten dat snappen en zelf ook bijdragen aan deze positie. Dat maatschappijkritische kunnen wij wel stimuleren, maar dat ideaal moeten de mensen wel aangrijpen en eigen maken. 
HS: Wij scheppen daar wel de belangrijkste voorwaarde voor, namelijk betaalbare ruimte. Als die er niet is dan doe je niks. 

Als laatste vraag: Wat is het mooiste moment en wat is het verschrikkelijkste moment wat jullie hebben meegemaakt.
JD: (Lacht) Dat je ook met de duivel deals kunt sluiten…
HS: Mooie momenten, daar heb ik er honderden van gehad, piepklein tot heel groot, anders had ik het niet vol kunnen houden. Zo simpel is het. Een van de meest mooie momenten was in het Volkskrantgebouw, daar hebben we samen met de huurders een aantal van die grote TransVormers feesten georganiseerd, gratis voor publiek. Als je dan ziet dat er 1500 tot 2000 mensen tot diep in de nacht in je pand over een aantal verdiepingen rondbanjeren en gelukkig zijn, dat gasten en artiesten vol zich vermaken en zich die avond lang herinneren, dan geniet ik daar van.  
JD: Ik heb er een paar. Bijvoorbeeld, binnen een jaar kwamen we op de voorpagina van “Der Spiegel”, dat was eind 2007. We waren volgens hun de meest coole stad in Europa. En een jaar later de New York Times, die vond vooral de Wibautstraat, met name ons Volkskrant gebouw, heel ruig, wild en nieuw. Dat soort momenten, daar krijg je natuurlijk een ontzettende kik van. En ook die momenten dat je bijna kapot gaat maar dat je het toch nog weet recht te trekken. Bij het Volkskrant gebouw stonden we tonnen in het rood en we betaalden ons scheel aan gas, water, licht. Op een gegeven moment kregen we alles toch weer op de rails. En inhoudelijk mooie momenten, veel, heel veel. Ook het clubleven. Ik draai sinds eind jaren 80 plaatjes, kortom, ik hou wel van de nacht. Wat je zag is dat ongeveer van 1995 tot en met de eerste jaren nul de club scene van Amsterdam helemaal naar de klote was. En ongeveer vanaf de midden jaren nul, ook met Canvas en Radion, hebben we bijgedragen aan de groei van de niet-commerciële Amsterdamse club scene. En dat vind ik super. 

AA: Hartelijk dank voor het gesprek!

Aankondiging evenement in de Lely 
9 en 10 juni Urban Culture Days ter viering van 10 jaar Urban Resort en de opening van broedplaats Lely.
Met op 9 juni o.a. de Urban Talk; debat over cultuur in broedplaagsen en de toekomst van broedplaatsen. En op 10 juni theater, dans, muziek, poetry, markt, performances, exposities, installaties en meer.

Toegang gratis. 
​In de Lely – Schipluidenlaan 12 (naast Station Lelylaan).

Facebook event >>>
Website Urban resort >>>