Use the buttons to browse through the AA articles archive or to find out more about the newspaper and distribution.
5/10/2017 / Issue #014 / Text: Jacqueline Schoemaker

De ondergang van het bottom-up initiatief

Als je ergens iets leest of hoort over bottom-up initiatieven, dan zijn het altijd ‘burgers’ die het initiatief nemen, nooit ‘mensen’. En een burger is een wezen dat per definitie in relatie staat tot de overheid. Bottom-up initiatieven zijn dus aan de (lokale) overheid verbonden, ze beginnen bij individuele burgers en bewegen zich, zoals het samengestelde woord zegt, ‘up’, richting overheid. Er hangt vaak een zweem van onafhankelijkheid, van vrijheid, rond het in bezit genomen stukje land of het kleinschalige buurtfestival, maar een initiatief dat in zijn kiem een beweging ‘up’ meedraagt, is vanaf zijn ontstaan – of toch vanaf het moment dat de participatiemakelaar er lucht van krijgt – al bezig om onherroepelijk ingekapseld te worden in een of andere vorm van beleid.

Overheden zijn dan ook verzot op bottom-up initiatieven. Ze hoeven er niets voor te doen. Burgers komen er vanzelf mee aanzetten. Ideeën voor lokale beleidsvoering, die ook nog eens voortkomen uit wat de bewoners ‘echt willen’, worden hen aangereikt op een presenteerblaadje. En omdat het meestal om sympathie-wekkende acties en evenementen gaat, zoals buurtmoestuinen, local food festivalletjes of pop-up koffiebars, kunnen de rest van de burgers – degenen die zich niet actief organiseren in de buurt – er maar weinig tegenin brengen. 

Een ander voordeel dat het bottom-up initiatief met zich meebrengt voor de overheid, is dat het een vorm van controle over de publieke ruimte biedt. Want waar een moestuin is, of een koffiebar, is in elk geval geen onbestemd en dus ‘mogelijk gevaarlijk’ terrein. Bottom-up initiatieven zorgen ervoor dat de publieke ruimte minder publiek wordt, d.w.z. minder toegankelijk voor iedereen. Als een groep mensen ingrijpt in de openbare ruimte om ergens bijvoorbeeld een ontmoetingspaviljoen met koffie te realiseren, is die ruimte niet langer werkelijk openbaar maar heeft hij een doel, is hij ingebed in een georganiseerd geheel. 

Dat deze plekken worden afgesloten voor activiteiten die doorgaans door de overheid als ‘niet wenselijk’ worden beschouwd (zoals zomaar wat rondhangen of bier drinken dat je niet op een terras maar in de supermarkt hebt gekocht), is natuurlijk geen toeval. Want wie bepaalt welke activiteiten wel en welke niet mogen worden uitgevoerd op een bepaalde plek, en door welke groep burgers? Juist, de overheid. Een bottom-up initiatief is geen actie van een groep mensen die hoe dan ook, met of zonder instemming van de overheid, plaatsvindt. Dat is eerder een vrijplaats. Nee, voor een bottom-up initiatief is altijd toestemming van de overheid nodig. Zo wordt een bottom-up initiatief per definitie gesanctioneerd door de overheid. En zo zien we dat er van een terugtredende overheid ten behoeve van een grotere ‘participatie’ van burgers eigenlijk geen sprake is. Integendeel, burgers worden door middel van hun zelf aangedragen initiatieven voor het karretje gespannen van het beleid.

Inmiddels is het fenomeen van het bottom-up initiatief zelf onderwerp geworden van urban studies, stedelijke innovatiestrategieën en beleidsonderzoek, en is er een nieuwe beroepsgroep ontstaan: de stadmaker. Stadmakers initiëren bottom-up initiatieven en genereren aandacht voor een kleinschalige, betrokken manier van organiseren. Samen met (lokale) overheden onderzoeken zij hun eigen strategieën, een praktijk die op zijn beurt terminologie als innovatie, inspiratie, best practices, communities, empowerment enz. in het zonnetje zet, terminologie die naadloos aansluit bij de top-down beweging waarmee de overheid burgers wil verleiden ‘mee te doen’.

Maar hoeveel mensen in een buurt doen er eigenlijk mee aan het ‘redden’ van de publieke ruimte? En hoe zit het met al die anderen, degenen die niet meedoen, die zichzelf geen ‘actieve burgers’ noemen? Hoe zit het met de mensen die liever nog wat onbestemde ruimte overhouden in hun buurt? De mensen die gewoon wat willen rondhangen, of hun bier drinken zonder meer? En de mensen die zich organiseren omdat ze samen iets willen doen, en die er voor waken dat het georganiseerde zich ‘up’ beweegt, de mensen die strijden voor het ‘bottom to stay bottom’ initiatief? Hoe zit het met de mensen die gewoon iets doen, ergens in de stad, en geen overheid die er iets mee te maken heeft?